De oude en de nieuwe mens
De nieuwe aarde impliceert ook een nieuwe mens. Voor een groter begrip van de overgang, wordt in dit artikel de oude mens, levend in een wereld vol tegenstellingen, geplaatst tegenover de nieuwe mens, levend in een harmonieuze wereld. Ter verduidelijking zijn de tegenstellingen vrij zwart-wit opgeschreven.
Materiële of spirituele behoefte
De oude mens heeft materiële behoeften (bezit, uiterlijk);
De nieuwe mens heeft spirituele behoeften (wenst in verbinding te leven, innerlijk).
Angst of vertrouwen
De oude mens wordt gedreven door angst (bang om alles en iedereen te verliezen, inclusief zichzelf);
De nieuwe mens leeft in vertrouwen (maakt zich geen zorgen).
Controle of overgave
De oude mens wil graag alles onder controle houden en invloed uitoefenen;
De nieuwe mens geeft zich over (wacht af en weet alles is goed, alles dient een doel).
Bedreiging of uitdaging
De oude mens ziet tegenslag als bedreiging (gevaar);
De nieuwe mens ziet tegenslag als uitdaging (kans).
Tekort of niet
De oude mens gaat uit van schaarste (er is niet genoeg voor iedereen);
De nieuwe mens leeft in overvloed (komt niets tekort).
Wel of geen verwachtingen
De oude mens heeft veel verwachtingen en raakt daardoor ontevreden;
De nieuwe mens heeft geen verwachtingen (geeft het leven de ruimte om zich te presenteren).
Wel of geen verlangens
De oude mens verlangt van alles;
De nieuwe mens heeft niets te willen (krijgt wat hij nodig heeft).
Reageren of scheppen
De oude mens reageert op gebeurtenissen (is zich niet bewust van eigen inbreng);
De nieuwe mens stippelt zijn levenspad bewust uit (schept zijn eigen leven).
Complex en eenvoud
Het leven van de oude mens is complex en druk;
Het leven van de nieuwe mens is eenvoudig en rustig.
Alleen of samen
De oude mens voelt zich afgescheiden van de rest (eenzaam);
De nieuwe mens voelt zich verbonden met al wat leeft (eenheidsgevoel).
Gebonden of verbonden
De oude mens is gebonden (zit vast in groepen en aan groepsnormen);
De nieuwe mens is verbonden (in vrijheid samenzijn)
God buiten of binnen
De oude mens zoekt God buiten zichzelf;
De nieuwe mens zoekt God in zichzelf.
Kunstmatig of natuurlijk
De nieuwe mens staat los van de natuur (kunstmatige levensstijl)
De nieuwe mens is natuur (natuurlijke levensstijl)
Hoofd of intuïtie
De oude mens leert alles uit het hoofd (kennis, feiten);
De nieuwe mens is gericht op eigen weten (intuïtie).
Inspanning of ontspanning
De oude mens creëert met spierkracht (in het zweet werken);
De nieuwe mens creëert met gedachtekracht (plezierig en ontspannen werken).
Jij en ik
De oude mens zoekt hulp buiten zichzelf (dokter, meester, etc.);
De nieuwe mens gaat bij zichzelf te raden (eigen weten).
Schuldig of onschuldig
De oude mens wijst de beschuldigende vinger naar anderen (neemt geen verantwoordelijkheid voor eigen doen en laten);
De nieuwe mens wijst naar zichzelf (neemt wel verantwoordelijkheid voor eigen doen en laten).
Star of flexibel
De oude mens is geneigd steevast op dezelfde manier te reageren (star);
De nieuwe mens zoekt naar nieuwe mogelijkheden (flexibel).
Schuilen of zoeken
De oude mens is bang voor verandering (blokkeert);
De nieuwe mens zoekt bij verandering naar nieuwe inzichten en mogelijkheden (uitdaging).
Buik of hart
De oude mens handelt vanuit emoties (boosheid, pijn angst en verdriet);
De nieuwe mens handelt vanuit het hart (onvoorwaardelijke liefde).
Beperking of ruimte
De oude mens stopt iedereen in een keurslijf (wat wel en niet mag);
De nieuwe mens geeft zichzelf en anderen ontwikkelingsruimte.
Ik of wij
De oude mens vindt zichzelf geweldig (ego);
De nieuwe mens ziet de schoonheid van zichzelf en anderen (ziel).
Masker op of af
De oude mens wil er graag bijhoren (offert zichzelf desnoods op);
De nieuwe mens is altijd zichzelf (staat in eigen kracht).
Doen of zijn
De oude mens laat zijn waardering afhangen van zijn prestaties (doen);
De nieuwe mens waardeert zichzelf zoals hij/zij is (zijn).
Wel en niet kunnen
De oude mens baalt van wat hij niet kan;
De nieuwe mens waardeert zijn kwaliteiten.
Toen, nu of straks
De oude mens zit vast aan het verleden of verliest zichzelf in de toekomst;
De nieuwe mens leeft in het nu.
Denken en voelen
De oude mens baseert keuzes op gedachten (verstand);
De nieuwe mens baseert keuzes op gevoelens (intuitie).
Wel of geen magie
De oude mens gelooft alleen wat hij ziet (sceptisch, verstand);
De nieuwe mens gelooft in wonderen (magie).
Verlost of bijgelicht
De oude mens gelooft dat hij op een dag zal worden gered (komst van de verlosser);
De nieuwe mens weet dat hij alleen zichzelf kan redden (komst van de verlichter).
Volgzaam of zelfbewust
De oude mens laat zich van alles voorkauwen (van hogerhand en via media);
De nieuwe mens gaat op zoek naar zijn eigen waarheid.
Alleen of samen
De oude mens denkt er alleen voor te staan op aarde;
De nieuwe mens is zich bewust van de hulp vanuit de sferen (zielenfamilie en gidsen).
Beperkte of ruime blik
De oude mens denkt dat de aarde de enige bewoonde planeet is (laag bewustzijn);
De nieuwe mens weet dat het universum een levendig geheel vormt met leven in alle soorten en maten (groot bewustzijn). Kennis of weten
David Goedhart